');

28 maart 2025

Slim, maar onhandig: de verborgen impact van DCD bij begaafde kinderen

Slim, maar onhandig: de verborgen impact van DCD bij begaafde kinderen

Slim, maar onhandig: de verborgen impact van DCD bij begaafde kinderen

Toevallig had ik de voorbije weken twee gelijkaardige aanmeldingen. Ouders en school maakten zich zorgen over, niet toevallig, jongens die wel slim waren maar waar allerlei dingen op school en thuis niet leken te lopen volgens de verwachtingen. Bij beide cases werden er aanvankelijk kenmerken opgenoemd die sterk aan ADHD deden denken: de jongens zaten niet netjes op hun stoel, waren als laatste omgekleed na de turnles, schreven met hanenpoten en hingen regelmatig de clown uit. Bij verder doorvragen kwamen er echter ook heel andere moeilijkheden aan het licht. De ouders hadden zich hier vaak al onbewust aan aangepast. Zo ging, ondanks de lagere schoolleeftijd, het eten steeds gepaard met een behoorlijke smospartij. Kleding met knopen werd niet aangekocht en geen van beide kinderen was er tot nu toe in geslaagd om veters te leren strikken. Eén van deze jongens viel ook opmerkelijk veel. Sporten deden ze niet graag, maar ja, zo werd er gezegd, ze zitten liever met hun neus in de boeken. Alarmbellen gingen af, vooral omdat ik ooit trajectbegeleider DCD geweest ben. Bij het voorzichtige opperen van deze hypothese bleken de ouders hier nog nooit van gehoord te hebben maar herkenden ze het beschreven beeld meteen.

Wat is DCD?

DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, ook wel bekend als motorische coördinatiestoornis. Het is een ontwikkelingsstoornis die zich meestal in de kindertijd manifesteert en gekenmerkt wordt door problemen met het coördineren van bewegingen. Kinderen met DCD hebben vaak moeite met fijne en grove motorische vaardigheden, wat hen kan belemmeren in dagelijkse activiteiten zoals schrijven, wassen en aankleden, fietsen of andere sportieve activiteiten. Naar schatting komt het voor bij meer dan 5% van alle kinderen, vooral bij jongens.

Dubbel bijzonder

Dubbel bijzondere kinderen zijn (hoog)begaafd en ondervinden daarnaast een leer-of ontwikkelingsstoornis. In het opgesomde rijtje van mogelijke stoornissen zijn ADHD, ASS of dyslexie vaak terug te vinden maar ook DCD mag hier zeker niet ontbreken. Door hun sterke cognitieve capaciteiten kunnen kinderen deze problemen vaak compenseren. Veel kinderen gaan clownesk gedrag vertonen om niet te laten zien aan hun leeftijdsgenootjes dat ze een bepaalde activiteit niet volgens hun normen kunnen uitvoeren. Aan de andere kant gebeurt het natuurlijk ook dat de begaafdheid niet of nauwelijks tot uiting komt door de ervaren moeilijkheden op motorisch vlak. Soms kan het ook zijn dat beiden elkaar als het ware opheffen en er eigenlijk niets gesignaleerd wordt (Baum & Olenchak, 2002; Desmet et al., 2024). Wat ook vaak voorkomt in de klinische praktijk is dat begaafde kinderen met DCD vaak worden doorverwezen met een vermoeden van autisme, ADHD en/of specifieke leerstoornissen in plaats van DCD, waardoor misdiagnoses ontstaan door onvoldoende kennis bij onderwijzers en zorgprofessionals over het herkennen van DCD (Desmet et al., 2024).

Hoe DCD herkennen?

Het meest opvallende is de motorische onhandigheid die vaak al in de kleuterschool opgemerkt wordt. Knippen, binnen de lijntjes kleuren of schilderen lukt niet zo goed. Sommige vaardigheden zoals leren fietsen of zwemmen krijgen ze wel onder knie maar doen er wat langer over dan gemiddeld. Het ruimtelijk inzicht lijkt minder ontwikkeld te zijn. Zo zie je dat bij het bouwen van Lego het lastig kan zijn om de overdracht te maken van een plannetje naar de concrete situatie. Ook het bevestigen van kleine bouwsteentjes op elkaar is niet evident. Deze kinderen hebben het lastig om de benodigde beweging juist te plannen en te doseren. Ze gebruiken bijvoorbeeld te veel kracht waardoor een blokje wegschiet. Dat doseren en plannen is is ook noodzakelijk bij bijvoorbeeld het inschenken van een drankje. Ofwel komt er te weinig door de schenktuit, ofwel draaien ze zowat de hele fles op zijn kop. Het evenwicht is minder goed waardoor ze vaker dan andere kinderen vallen. Het vangen of gericht werpen van een bal is erg lastig.

Op school valt vooral de schrijfmotoriek het meest op. Hoofdletters worden vaak eerder getekend dan geschreven. Sommige kinderen krijgen dit nooit helemaal onder de knie. Er worden vaak meer spellingsfouten gemaakt omdat ze te veel met de lettervorming bezig zijn en daardoor letters vergeten te schrijven of geen aandacht meer over hebben voor de spelling. Daarnaast zijn alle bimanuele handelingen lastig en dit gebeurt op een schooldag meer dan gedacht. Blaadjes moeten in een map gestoken worden; bij het trekken van een lijn wordt de lat vaak in tegengestelde richting mee bewogen met de schrijfhand.

Gevolgen

Kinderen gaan bepaalde activiteiten waar ze het moeilijk mee hebben vermijden. Ze kunnen zich onzeker gaan voelen, het zelfvertrouwen daalt en zo kan faalangst optreden. Uiteraard is dit nog sterker aanwezig bij kinderen die uit zichzelf de lat al heel hoog leggen en niet aan de verwachtingen lijken te voldoen. Bij jonge kinderen kan er frustratiegedrag, tot woedebuien toe, optreden. Veel bewegingen die als heel normaal worden beschouwd of zelfs gewoon netjes rechtop zitten op een stoel, vergen tonnen energie. Deze kinderen kunnen na een schooldag erg vermoeid zijn. Soms kan dit alles ertoe leiden dat kinderen zich gaan terugtrekken uit sociale activiteiten. 

Diagnose en behandeling

Uit een goede anamnese kan er al erg veel gehaald worden. Daarnaast bestaan er ook gestandaardiseerde vragenlijsten. Kinesitherapeuten kunnen een motorisch onderzoek zoals de Movement ABC afnemen. DCD is opgenomen in de DSM-5 classificatie en het vermoeden ervan wordt bevestigd door een arts. Daarbij moeten uiteraard andere onderliggende oorzaken uitgesloten worden.

Wanneer er bij deze kinderen een intelligentietest afgenomen moet worden, moet er met deze beperking rekening gehouden worden. Zo zal het bijvoorbeeld moeilijk zijn om de symbolen te vormen bij een taak die de verwerkingssnelheid meet, waardoor er een verkeerde interpretatie en besluit kan zijn. Kinderen met DCD scoren volgens onderzoek van Sumner et al. (2016) laag op verwerkingssnelheid, werkgeheugen en taken met tijdsdruk, zoals visuele puzzels en rekenen.

Door een combinatie van kinesitherapie en ergotherapie leren kinderen bepaalde bewegingen en activiteiten aan en wordt het evenwicht aangescherpt. Psycho-educatie mag zeker niet ontbreken voor het welbevinden. Op volwassen leeftijd hebben de meeste personen met DCD voldoende compensatiemogelijkheden ontwikkeld zodat de stoornis veel minder opvallend aanwezig is. Bovendien wordt het dan nog zelden gevraagd of je wel een koprol kan .

Enkele tips om mee te geven aan school

  • Beschouw deze kinderen eerst en vooral als begaafd en werk met hun sterktes om hun talentontwikkeling optimaal te ondersteunen (Desmet et al., 2024).
  • Zorg dat de kinderen stevig met beide voeten aan de grond kunnen als ze zitten. 
  • Geef voldoende ruimte om te werken
  • Extra tijd geven kan noodzakelijk zijn
  • Leren typen en het gebruik van een computer betekent vaak een grote voortuitgang voor het schoolse leren
  • Gebruik aangepaste materialen zoals een antislipmatje of een meetlat met een handvatje 
  • Een accordeonmap is handiger om blaadjes op te bergen dan een ringmap.
  • Een uitgebreide lijst is terug te vinden op deze website: https://dyspraxis.be/hulpmiddelen/.
  • En vooral, focus op de inspanning en niet op het resultaat.

Referenties


Copyright © 2025 Liesbet Smedts – Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit artikel mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Online delen mag mits vermelding van auteur en link naar dit artikel.

keyboard_arrow_up

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x