4 februari 2021
Executieve functies, de tools die hoogbegaafde leerlingen nodig hebben
Veerle Cool van MOre coaching, schreef voor ons dit artikel:
Heb je de voorbije weken ook de rapportcommentaren van je meerbegaafde zoon gelezen of was er een oudercontact voor je hoogbegaafde dochter? Misschien herken je wel een van de volgende uitspraken:
- “kijkt het schriftelijk werk niet na”
- “maakt geen examenplanning”
- “vergeet materiaal thuis”
- “levert huiswerk niet tijdig in”
- “maakt geen oefeningen ter voorbereiding van een toets”
- “leest de opdracht niet grondig”
- “vergeet een deel van de vraag te beantwoorden”
- “gebruikt het kladblad niet”
Heeft dit te maken met nonchalant gedrag? Speelt de hoogbegaafdheid hier een rol? Of het aangeboden onderwijs? Wat is oorzaak en wat is gevolg?
Executieve functies, de tools die hoogbegaafde leerlingen nodig hebben
Mensen hebben een aangeboren vermogen om uitdagingen en doelen te realiseren dankzij het gebruik Dawson & Guare onderscheiden 11 executieve functies: reactie-inhibitie, het werkgeheugen, emotieregulatie, flexibiliteit, volgehouden aandacht, taakinitiatie, planning en het stellen van prioriteiten, organisatie, timemanagement, doorzettingsvermogen en metacognitie.
De hersenen van een klein kind hebben de basisuitrusting voor het ontwikkelen van deze vaardigheden al in zich. De verdere ontwikkeling is daarnaast afhankelijk van de omgeving (de opvoeding, het leerproces enz.). Het menselijk brein is echter pas rond de leeftijd van 25 jaar volgroeid. Bovendien ontwikkelen de hersenen zich van achter naar voor. Dat betekent dat de prefrontale cortex (het deel van de hersenen dat zich net achter het voorhoofd bevindt) als laatste in volle ontwikkeling komt. Het is dus normaal dat leerlingen gedurende hun hele schooltijd onvolledig ontwikkelde EF hebben. Deze kunnen ook zwak zijn om meerdere redenen: ADHD, ASS, een spraak- of taalstoornis, een emotionele beperking enz. Ook meer- en hoogbegaafde leerlingen kampen vaak met een minder goede ontwikkeling ervan.
Het beste recept…
In de huidige onderwijsvisie staat het scheppen van zoveel mogelijk ontplooiingskansen voor elke individuele leerling centraal. Scholen en schoolvakken moeten bij gevolg zo ingericht worden dat alle leerlingen de gelegenheid hebben om hun EF zo goed mogelijk te ontwikkelen. Van leerkrachten kunnen we dan verwachten dat zij precies voldoende ondersteuning bieden om de EF te bevorderen en de nodige onderwijsstrategieën inzetten zodat hun leerlingen succesvol kunnen zijn. Bij een teveel aan ondersteuning van ouders en leerkrachten leert het kind niet om taken zelfstandig uit te voeren. Bij een tekort aan ondersteuning kan het kind de taak niet zelfstandig uitvoeren.
… de juiste dosering
Aan het begin van de lagere school is veel ondersteuning nodig, maar die moet geleidelijk aan afgebouwd worden, zonder te zorgen voor een stijlbreuk, een kloof tussen twee leerjaren. Daarnaast mogen we niet uit het oog verliezen dat de prefrontale cortex nog in volle ontwikkeling is gedurende het secundair onderwijs en zelfs nog daarna.
Leerlingen meer verantwoordelijkheid geven en meer zelfstandigheid verwachten i.v.m. het uitvoeren van taken en het studeren, is logisch naar mate de leerlingen ouder worden. Dat betekent echter niet dat van hen verwacht kan worden dat ze deze EF zelfstandig ontwikkelen. Ze moeten thuis en op school leren hoe ze dit kunnen doen.
Vaak wordt ook aan een motivatieprobleem gedacht i.p.v. aan een tekort aan vaardigheden. Men neemt aan dat een leerling onverschillig of onwillig is. Als we executieve vaardigheden echter zien als gewoontes, dan is het logisch dat een kind dat ¾ van de tijd de functie niet moet inzetten, deze vaardigheden niet aangeleerd heeft of beheerst.
Executieve functies en cognitief sterke leerlingen in de klas
Meer- en hoogbegaafde leerlingen leren tijdens de reguliere lessen vaak bepaalde EF niet aan of zelfs af. Dit gebeurt als ze in hun comfortzone blijven, als de aangeboden leerstof en oefeningen te gemakkelijk zijn of als er teveel herhaling is. De papieren agenda maakte in het secundair onderwijs plaats voor een digitale versie waarin leerkrachten noteren en de leerling tijdens de les of thuis niets kan aanvullen. De leerkrachten doen het werk en de leerling leert niet om zijn werk op te schrijven op zijn eigen manier, die werkt voor hem. Hij maakt zichzelf afhankelijk van de summiere digitale versie die niet afgestemd is op zijn specifieke studienoden. De puberteit speelt hier natuurlijk ook zijn rol: het is niet cool om te ‘overdrijven’ of om dubbel werk te doen. Dan lijk je al gauw een ‘nerd.’
Zo ondervinden hoogbegaafde kinderen bijvoorbeeld in een les taalbeschouwing (zeker in de lagere school) snel dat het onderwerp in 90% van de gevallen op de eerste plaats in de aangeboden zinnetjes staat. Ze leren zichzelf dus aan dat ze niet de moeite hoeven te doen om de zin te onderzoeken.
De opgave goed lezen, is niet nodig, want in de klas werden zoveel soortgelijke oefeningen gemaakt dat ze meteen zien om welk soort opdracht het gaat.
(Teveel) herhaling van de leerstof of leerstof die te gemakkelijk is, zorgt voor afleiding en een verlies aan (volgehouden) aandacht.
Bij de overstap naar de secundaire school of zelfs nog later, blijkt het verkeerd aangeleerd gedrag moeilijk af te leren. Het is een gewoonte geworden en daar vervallen we nu eenmaal gemakkelijk weer in, zeker ook de hoogbegaafde leerling die veel sneller verbanden legt.
De rol van de uitgeverijen
Ook uitgeverijen dragen een grote verantwoordelijkheid. Handboeken werden de laatste tien jaar gereduceerd tot invulbundels: het schrijfwerk komt neer op het invullen van losse woordjes. De kinderen moeten geen titels of tussentitels schrijven en verliezen zo het groter geheel uit het oog. Ze worden afgeleid door ‘leuke’ illustraties en om een kladversie te maken van een schrijfopdracht, is er geen ruimte voorzien in het invulboek. Je hoeft je niet echt te organiseren, want het handboek, werkboek en de map zijn vervangen door één passe-partout: het leerwerkboek. Daarin staat de leerstof in behapbare deeltjes door mekaar, een totaalbeeld ontbreekt.
Op deze manier wordt er tegenwoordig in het onderwijs heel veel voor de leerling voorbereid, maar wordt hem ook het eigenaarschap ontnomen. Hij leert geen oplossingsstrategie te bedenken wanneer hij zijn werkboek vergat en zijn huiswerk niet ‘kan’ maken. Hij meldt dit misschien zelfs doodleuk in de klas, terwijl er zoveel digitale tools zijn om actief aan de slag te gaan om een oplossing te vinden en toch in orde te zijn.
Geen taak voor het onderwijs alleen
Ook ouders hebben hier een rol te vervullen: goedbedoeld relativeren, kan verkeerdelijk geïnterpreteerd worden als het niet belangrijk vinden van de taak. Het gaat echter niet om die ene oefening, maar om de leerhouding en de vaardigheden: flexibiliteit, prioriteiten stellen, doelgericht doorzettingsvermogen. Kinderen stimuleren om oplossingen te zoeken, is vaak erg arbeidsintensief en dat is niet altijd in overeenstemming met het nut van de oefening, maar het doel ligt elders.
Ouders kunnen ook teveel in handen nemen en te weinig mogelijkheden bieden aan hun kinderen om hun EF te ontwikkelen. Ook thuis moet er ruimte zijn om hobby’s, schoolwerk enz. te leren plannen, flexibel te leren omgaan met veranderingen, door te zetten enz. Kinderen verantwoordelijkheid geven over huishoudelijke of familiale taakjes en dit opvolgen, is ook werken aan de executieve vaardigheden en… faalmomenten zijn leerrijk en noodzakelijk voor het leerproces.
Kortom, executieve vaardigheden die je nodig hebt om goed te kunnen functioneren, worden gemakkelijker en beter aangeleerd als ze voorgeleefd worden en als een rode draad doorheen de doelen en opdrachten in het gezin én de school lopen. De partners van Hoogbloeier kunnen ouders en kinderen hierover informeren en hen ondersteunen.
Referentie
Dawson, P., & Guare, R. (2019). Executieve functies bij kinderen en adolescenten – een praktische gids voor diagnostiek en interventie. Hogrefe
Copyright 2021 © Veerle Cool,MOre coaching - Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit artikel mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Online delen mag mits vermelding van auteur en link naar dit artikel.