31 december 2024
Fouten maken mag: hoe ouders en leerkrachten kinderen kunnen ondersteunen.
Tijdens een boswandeling zag ik het tafereel voor me: een peuter op zijn fietsje, met oma erachter die hem ondersteunde met een hand aan de duwstang. Soms moest ze lopen als hij snel trapte, soms slalommen. Op een gegeven moment liet ze los en fietste hij alleen verder. Totdat hij een hobbelig stuk tegenkwam… boem, hij viel en kantelde helemaal op zijn zij. Ik was te ver weg om de reacties te horen, maar de frustratie van de peuter was duidelijk: hij bleef koppig liggen, oma moest hem optillen en hij wilde niet meer fietsen. Ze liepen verder, oma met de fiets aan de hand en hij slenterde achter haar aan.
Wat maakt dat het ene kind na zo’n val blijft liggen terwijl een ander kind opspringt en meteen opnieuw probeert?
Volgens de theorie van Carol Dweck zijn er twee soorten mindset die bepalen hoe mensen omgaan met fouten en mislukkingen. Mensen met een vaste mindset zien een fout als een teken dat ze niet goed bezig zijn en geven makkelijk op. Mensen met een groeimindset begrijpen dat fouten erbij horen als je iets nieuws wil leren. Voor hen zijn fouten een teken dat ze stap voor stap beter worden. Ze laten zich niet tegenhouden door tegenslagen (Dweck, 2013).
Maar hoe komt het dat sommige begaafde kinderen, vaak al op zeer jonge leeftijd, faalangst vertonen? En dat kinderen daardoor vastlopen in hun studies? Het onbegrip van de omgeving is soms groot: ze hebben toch een slim kopje en maken bijna nooit fouten? Hoe kan dat?
Faalangst is de angst om te mislukken of om fouten te maken, om niet aan de verwachtingen van zichzelf of anderen te kunnen voldoen. Niet iedereen gaat op dezelfde manier om met faalangst. Sommigen gaan fouten uit de weg door vermijdingsgedrag te vertonen. Ze vermoeden dat er iets niet gaat lukken en beginnen er gewoon niet aan. Diegenen die bovendien verbaal heel sterk zijn, weten ouders en leerkrachten om de tuin te leiden met smoezen als “ik vind het toch niet leuk of interessant”.
Anderen vertonen overactief gedrag en blijven eindeloos oefenen of studeren. Ze voelen niet aan wanneer het “voldoende” of “goed genoeg” is en blijven doorgaan, vaak ten koste van andere belangrijke zaken en zichzelf. Dit kan leiden tot perfectionistisch gedrag.
Hoe kinderen omgaan met fouten hangt af van hun omgeving: gezin, school, hobbyclubs of sportverenigingen. De Zwitserse neurowetenschapper Solange Denervaud onderzocht de invloed van verschillende soorten onderwijs op de hersenontwikkeling van kinderen, meer specifiek hoe kinderbreinen omgaan met fouten (Denervaud et al., 2020). Ze vergeleek daarbij kinderen van traditionele scholen met die van montessorischolen.
In haar experimenten liet ze kinderen rekensommen maken terwijl ze onder een fMRI-scanner lagen. Daarmee kunnen onderzoekers zien waar in de hersenen zuurstof wordt gebruikt en welke hersendelen actief zijn. De resultaten waren opvallend. Hoewel beide groepen gemiddeld evenveel sommen goed maakten, gebruikten ze verschillende strategieën om de opgaven op te lossen.
Wanneer montessori-kinderen een fout maakten, bleken er twee hersennetwerken actief: het ‘salience network’, dat bepaalt of iets de moeite waard is om aandacht aan te besteden, en het ‘executive control network’, dat je kunt zien als een gereedschapskist om problemen aan te pakken. Hun strategie is dus problemen oplossen. Kinderen van traditionele scholen daarentegen, activeerden het salience network vooral bij goede antwoorden en gebruikten vervolgens hersengebieden die te maken hebben met het geheugen. Hun strategie is dus het onthouden van goede antwoorden. Op de lange termijn betekent dit dat ze meer geïnteresseerd zijn in de uitkomst dan in het proces. Bovendien viel op dat montessori-kinderen veel meer sommen probeerden te maken, daar waar kinderen van traditionele scholen liever sommen oversloegen waar ze het antwoord waarschijnlijk niet op wisten.
Uit haar studies en experimenten concludeerde Denervaud dat kinderen van traditionele scholen het maken van fouten vermijden omdat ze er een streng oordeel aan verbinden en het als gevaarlijk zien. Montessori-kinderen zien fouten gewoon als een stukje informatie waar ze op verder bouwen.
Dit verschil komt door de manier van lesgeven. Denervaud verklaart dat kinderen van traditionele scholen vaak spiegelen wat een volwassene hen vertelt. Ze geven het juiste antwoord in de les – en zo niet, dan onthouden ze het juiste antwoord voor de toets. Daardoor ontwikkelen ze niet de vaardigheid om zichzelf te corrigeren als er iets fout gaat. Terwijl montessorionderwijs haar kinderen met bepaalde didactische materialen aanmoedigt om zelf problemen op te lossen en zichzelf te corrigeren. Niemand van buitenaf zegt daarbij: ‘dat is goed’ of ‘dat is slecht’. In hun klassen zitten ook meerdere leeftijden bij elkaar. De leerlingen krijgen geen cijfers, en ook geen straffen en de leerlingen zijn niet elkaars concurrent.
Het principe van punten geven is volgens Denervaud niet per se een probleem, maar het oordeel dat aan het cijfer kleeft wel. Je kunt tegen een kind zeggen dat cijfers er gewoon zijn om duidelijk te maken dat het nog door moet leren om het goed te begrijpen, of dat een cijfer het eindpunt is en dat het kind gefaald heeft als het een onvoldoende haalt. Het is belangrijk welke betekenis we geven aan die cijfers. Toch wil ze niet spreken een “montessori-effect”. Ze is er vrij zeker van dat soortgelijke resultaten kunnen bekomen worden in andere pedagogische omgevingen waarin het veilig is voor een kind om te ontdekken – op cognitief én sociaal niveau (Denervaud et al., 2020).
In de klas kunnen leerkrachten een groeimindset stimuleren en zo bijdragen aan het verminderen van faalangst en het bevorderen van een veilige leeromgeving:
- Creëer een klimaat waarin fouten maken mag. Laat leerlingen zien dat fouten een kans zijn om te leren in plaats van een teken van falen. Gebruik voorbeelden uit je eigen lespraktijk waarin je iets leerde van een fout.
- Geef feedback gericht op het proces. Moedig inzet, strategie en doorzettingsvermogen aan, in plaats van alleen het eindresultaat te beoordelen.
- Gebruik cijfers en beoordelingen als hulpmiddel, niet als oordeel. Leg uit dat cijfers inzicht geven in wat ze al beheersen en waar nog groeikansen liggen, in plaats van een definitief oordeel over hun capaciteiten.
- Stimuleer reflectie en laat leerlingen nadenken over wat goed ging en wat ze anders kunnen aanpakken. Dit helpt hen verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces.
- Draag zorg voor een veilige groepsdynamiek. Moedig wederzijds respect aan en zorg ervoor dat kinderen niet bang zijn om iets verkeerd te doen in het bijzijn van anderen.
- Haal leerlingen uit hun comfortzone en daag hen uit met taken die nét buiten hun huidige mogelijkheden liggen. Benadruk dat worstelen met iets nieuws een normaal onderdeel van leren is.
- Beloon het leren, niet alleen de uitkomst. Laat leerlingen trots zijn op de stappen die ze zetten, ongeacht of ze het einddoel al bereikt hebben.
Ook thuis kunnen ouders hun kind helpen bij faalangst door een veilige omgeving te creëren waar kinderen zichzelf mogen zijn zonder angst voor een fout of mislukking:
- Geef zelf het goede voorbeeld: hoe reageer je als iets op je werk niet goed gaat? Loop je ervan weg? Waar leg je de lat voor jezelf? En voor anderen?
- Los niet meteen alles op voor je kind als iets mislukt. Laat het zelf zoeken naar een oplossing.
- Maak kinderen bewust dat fouten maken normaal is als je iets nieuws leert of doet. Wat kun je al en wat nog niet?
- Geef feedback op het proces door inzet, aanpak en doorzettingsvermogen aan te moedigen in plaats van een oordeel te geven over het resultaat.
- Help kinderen om te leren uit hun fouten in plaats van ervan weg te lopen. Hoe kun je het volgende keer anders aanpakken?
- Verwacht niet dat kinderen fouten maken leuk gaan vinden, maar zorg ervoor dat ze het normaal gaan vinden. Laat hen van jongs af aan voelen dat falen erbij hoort.
- En als kinderen zelden fouten maken? Haal ze uit hun comfortzone en daag ze uit met nieuwe dingen waarvan ze niet zeker zijn of ze het kunnen.
Lukt het je als ouder niet om de faalangst van je kind te keren, dan kan je altijd terecht bij de partners van Hoogbloeier. Zij kunnen je kind verder begeleiden bij piekergedachten, angstgevoelens en vermijdingsgedrag of perfectionistisch gedrag en hen versterken in hun competentiebeleving. Voor scholen bieden we ook pedagogische studiedagen aan, onder andere over mindset.
En de peuter met zijn fietsje?
Die zat met oma op de bank aan het einde van de bosweg en staarde beteuterd voor zich uit. Toen ik naderde zei ik tegen hem: “Ik heb gezien dat jij keihard aan het oefenen bent om te leren fietsen. Knap van jou, zeg!”. Ik wandelde rustig verder en toen ik iets later over mijn schouder omkeek, zag ik oma opnieuw lopen … hij was terug op zijn fietsje gekropen!
Referenties:
- Denervaud, S., Fornari, E., Yang, X.-F., Hagmann, P., Immordino-Yang, M. H., & Sander, D. (2020). An fMRI study of error monitoring in Montessori and traditionally-schooled children. NPJ Science of Learning, 5(1), 11-. https://doi.org/10.1038/s41539-020-0069-6
• Dweck, C.S. (2013). Mindset: How you can fulfil your potential. Constable & Robinson.
Copyright © 2024 Ilse Van Ginneken – Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit artikel mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Online delen mag mits vermelding van auteur en link naar dit artikel.